Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Ik ben bang voor de dood’

Deel:

Geert Jan bekent: hij is bang voor de dood. Hij dacht dat zekerheid over zijn persoonlijk voortbestaan na dit leven hem zou helpen, maar het tegendeel was waar.

Zeker, ik ben bang voor de dood. Dat vind ik ook volkomen logisch. Telkens –want dat gebeurt nog weleens- als ik iemand hoor zeggen: ‘Bang voor de dood, nee. Hoogstens voor de pijn, het lijden, de aftakeling’, dan haakt er iets in mij af. Als het pientere argument van Epicurus ter tafel komt: ‘Voor de dood hoef je niet bang te zijn. Als hij er is, ben jij er niet en als jij er (nog) bent, is hij er niet’, dan denk ik: geen speld tussen te krijgen, en toch klopt het niet.

De dood als voortdurende mogelijkheid van ophouden, verdwijnen, bezorgt mij angst. De dood als absolute grens aan de horizon, maar misschien ook plotseling, pal voor mijn neus kan me verlammen. Wat is dit voor bestaan waarin ieder moment de grond onder je voeten vandaan kan worden getrokken om je in een afgrondelijk zwart gat te laten verdwijnen? Waarin een ontspoorde cel, een spookrijder, een bacterie, een pinda in je luchtpijp, een hapering in de elektronica van je hart het verschil tussen zijn en niet-zijn kan betekenen? Wat dit voor sadistisch universum?

Ik vervreemd van mezelf

Ik ben bang voor de dood, beste lezer, en de resterende regels van dit verhaaltje gaan geen verslag worden van hoe die angst is omgeslagen in vertrouwen. Want dat zou niet oprecht zijn. En laat ik nou steeds meer vermoeden dat onoprechtheid brandstof is waarop die doodsangst van mij alleen maar gedijt. Hoe het precies zit, snap ik ook niet, maar ik weet wel dat mijn jarenlange pogingen om met zekerheid te denken en te spreken over wat er na de dood is de angst niet hebben weggenomen. Integendeel, dus. Door te ver bij mezelf vandaan te praten en te denken, door mijn ervaringen, mijn gevoel, mijn protesterende gedachten, niet serieus te nemen, gebeurt er iets negatiefs in mijn verhouding tot mezelf. Ik vervreemd van mezelf en juist die vervreemde staat, dat vervreemde ‘zelf’, is doodsbang. Bang om aan het licht te komen. Bang om midden in dat vertwijfelde verhaal dat het zichzelf probeert te vertellen plotseling afgebroken te worden. Bang om in al z’n gespletenheid onverwacht te moeten verschijnen in de Eeuwigheid.

Niet met het persoonlijk voortbestaan bezig zijn

Ik heb lang gedacht dat zekerheid willen hebben over een persoonlijk voorbestaan na de dood een uiting was van mijn unieke ‘zelf’ dat protesteerde tegen zijn eventuele ‘opheffing’. Zoals zo vaak was het Kierkegaard die de boel op z’n kop zette. In De Ziekte tot de Dood schrijft hij over een vertwijfeld mens:

De vraag naar de onsterfelijkheid heeft hem vaak bezig gehouden, en meer dan eens heeft hij de dominee gevraagd of er zo’n onsterfelijkheid bestaat, of we werkelijk onszelf zullen herkennen. En dat moet voor hem ook wel van heel bijzonder belang zijn, aangezien hij geen zelf heeft.

Die gedachte voortzettend komt het erop neer dat ‘zelfwording’ betekent helemaal niet zo met dat persoonlijke voortbestaan bezig te zijn. Onze poging om anders te zijn dan we zijn, ons ‘gewenste’ of ‘geknutselde’, vertwijfelde zelf is de bron van het probleem.

Soms wordt die paradoxale waarheid me even iets duidelijker als ik merk dat juist op momenten van harmonieuze acceptatie van mezelf, op momenten van genade, sterven helemaal niet zo afschrikwekkend is. Terwijl de platte logica dicteert dat ik juist dan belang heb om iets vast te houden en niet te verdwijnen, is de paradoxale waarheid dat de dood dan haar afschrikwekkende kracht verliest. Soms heb ik dat. Soms.

De momenten daartussen in oefen ik in oprechtheid.

Of ik bang ben?

Zeker, ik ben bang voor de dood.

Geschreven door

Geert Jan Blanken

--:--