Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Juist omdat de kerk zo tegen mij ingaat en ik me er vaak verveel, ga ik erheen’

Deel:

Stefan begrijpt het heel goed: de moeite die mensen kunnen hebben met de kerk. Toch slaat hij zelf zelden een kerkdienst op zondagmorgen over. Hij legt het uit in een hartstochtelijk betoog.  

Ik ben geen kerkganger. Natuurlijke aanleg voor groepen heb ik niet, en aan een boek heb ik meestal meer dan aan een preek. Daarbij komt dat het kerkelijk bedrijf bij mij vaak de lachlust en soms irritatie opwekt. Een overmaat aan vromigheid en religiositeit doet rare dingen met mensen. Natuurlijk zitten er genoeg fantastische mensen in de kerk, maar die kun je ook tegenkomen zonder elke zondag aan te schuiven in een dienst. Er zijn efficiëntere manieren om kennis op te doen, geïnspireerd te raken, of het gezellig te hebben.

Dit meld ik maar even, om duidelijk te maken dat ik begrip heb voor mensen die ‘wel iets hebben met God, maar niet met de kerk’. Er zijn vast mensen die een roeping ontvangen om vooral buiten de kerk bezig te zijn.
Ik ken er ook verschillende die het vanuit een sterke missionaire gedrevenheid niet langer volhouden in het instituut, tegen allerlei zaken oplopen, en vervolgens voor een andere, postkerkelijke vorm kiezen om zich zo toe te wijden aan de missie van God – zonder vervolgens voortdurend bij anderen om begrip te vragen of te roepen dat de hele kerk heeft afgedaan. Prima wat mij betreft. Zulke mensen gaat het niet om zichzelf of om de verwerking van hun eigen verleden; zij zoeken een positief doel en de missie van God heeft meer structuren nodig dan alleen de kerk zoals wij die kennen.

afbeelding
afbeelding.

Waarom sla ik dan zelf zelden een kerkdienst over (wel moet gezegd: eenmaal per zondag, want meer diensten hebben wij niet)? Daarover mijmerend kom ik op het volgende: juist omdat de kerk zo vaak tegen mij ingaat en ik me er vaak verveel, is die kerk zo belangrijk voor me. Ik heb al genoeg in het leven dat ik ‘leuk’ vind, waar ik me ‘thuis voel’ of waar ik ‘helemaal kan zijn wie ik ben’ (overigens vaak tot ongenoegen van mijn omgeving). Maar de kerk is andere koek.

Zondagmorgen is een inbreuk op mijn planningsvrijheid

Ik verkeer in de bevoorrechte positie dat ik mijn tijd grotendeels zelf kan indelen. Althans: ik maak afspraken en zet die vervolgens in mijn agenda. Daarbij is de tijd die ik heb simpelweg een verzameling van 168 uren op weekbasis, die ik kan gebruiken naar eigen inzicht. Uitzonderingen zijn verjaardagen en nog wat dingen die ik niet zelf kan kiezen, maar dat is maar zo af en toe het geval.

Mijn agenda is gestolde zelfbeschikking, in kolommen gegoten trots. Behalve dan dat ene blok op zondagmorgen: dat gaat niet aan de kant, dat kan ik niet verschuiven naar een handiger tijdstip. Daar is iets voor mij bepaald, ooit toen de Heer opstond op de eerste dag van de week. Ik heb daarop geen invloed gehad, en het past zich niet aan mij aan. De zondagmorgen is een inbreuk op mijn planningsvrijheid, mijn agenda. Ik kan me er alleen aan onderwerpen, me erin schikken.

Niet gaan betekent dat ik voorrang geef aan mijn agenda, mijn keuzevrijheid, mijn recreatieve behoeften, economische noodzaak, mijn drang tot autonomie. Wel gaan betekent dat ik dit alles voor één ochtend ondergeschikt maak aan iets dat groter is dan mijzelf: niet zeuren, maar gáán. Daarin zit iets wezenlijk vormends, in de trant van: wie of wat heeft uiteindelijk prioriteit in mijn leven? Op zondagmorgen leer ik dat ook mijn weekritme uiteindelijk onder God valt. Naar de kerk gaan is mijn belijdenis dat ik niet zelf de meester ben van mijn lot.

De kerk maakt me bewust van mijn eigen liefdeloosheid

Mijn gezelschap en vrienden kies ik grotendeels zelf. En hoe succesvoller ik word, hoe beter dat lukt. Ik hoef niet ergens op straat te bedelen in de hoop dat er eens iemand naar me omkijkt. Welnee: mensen zoeken zelf wel contact met me. Alleen m’n familie heb ik niet voor het kiezen, maar ook daaraan kun je tegenwoordig veel doen. Je kunt contacten verbreken, echtscheiden, je kinderen bestellen bij de genenbank, en ze via cursussen ook nog enorm bijspijkeren zodat ze voldoen aan je ideaalbeeld.
Via sociale media kun je ook je omgeving nog eens enorm filteren. Volgen en ontvolgen, accepteren, ontvrienden, of blokkeren: ik ben de Zeus van mijn eigen digitale Olympus. Ook hier draait alles om autonomie en zelfselectie.

Maar op zondagmorgen (en bij de huiskring en andere kerkelijke dingen) geldt dat veel minder. Ik word daar niet alleen in contact gebracht met mensen die ik niet uitgekozen heb en die helemaal niet bij mij passen; ik moet ook nog met hen vergaderen, besluiten nemen, bidden, ze proberen te begrijpen (ook als ze niets van mij begrijpen). Het klinkt vast heel prozaïsch, maar ik ken weinig dat meer op liefde lijkt dan dat. En vooral: ik ken weinig dat me meer bewust maakt van mijn eigen liefdeloosheid dan dat. Ik heb de kerk nodig voor dit soort dingen.

Kerkgang leert me dat het gewone goed genoeg is

Daarom voel ik ook wantrouwen bij zo’n stuk over ‘een zoektocht’ die ‘voorbij de bestaande kerk’ leidt. Natuurlijk hebben mensen van nu moeite met instituten en gemeenschappen die ze niet zelf hebben uitgekozen. Maar als die moeite niet vertaald wordt in concrete toewijding aan echte mensen en een vindbare locatie, is al dat gepraat in mijn ogen niet meer dan een maskering van autonomie. Al die vage teksten over ‘dieper’ en ‘meer’… Waarin verschilt dat nu eigenlijk van de reclames die je dagelijks op tv ziet? Hebben ze nog een ander doel dan de onrust aanjagen, mensen constant verleiden tot nieuwe aankopen, nieuwe vakantieparadijzen, een nieuwe partner?

Kerkgang leert me dat het leven concreet is, onvolmaakt, dat het soms niet meer is dan dit en dat het gewone goed genoeg is. Al dat navelstaren over ‘zoektochten’ en ‘verlangens’ gaat gemakkelijk ten koste van concrete zorg voor elkaar, omzien naar de armen, mededogen met het onvolmaakte, kortom: gewone geestelijke volwassenheid. De kerk zet je met beide benen op de grond van een concrete plek waar echte mensen leven en werken, en vraagt je om je daar toe te wijden.

Ik wil niet degene zijn die de keten breekt

Ik maak deel uit van een lange keten van generaties van Saksische boerenknechten en keuterboertjes. Dat gaat terug tot ergens in de tijd van de hunebedden, denk ik. Maar waar de mist van de geschiedenis optrekt, zie ik de eerste christenen opdoemen. Voor zover ik terug kan kijken in mijn stamboom zie ik ouders die hun kinderen hebben laten dopen en het geloof hebben doorgegeven aan hun kinderen. Dat overziend, besef ik hoeveel vanzelfsprekende trouw hiermee gemoeid was.

Ik besef ook hoe kwetsbaar zo’n keten van generaties is. Vergelijk het met de opbouw van hoogveen: 1 millimeter per honderd jaar of zo. Je steekt er een schep of dragline in en je maakt duizenden jaren ongedaan. Zo is het ongeveer ook met kerkgang: er is maar één generatie nodig die op zondag liever naar de koopgoot gaat dan naar de kerk, en je hebt het geloof van je voorouders tot een doodlopend spoor gemaakt. Ik wil niet degene zijn bij wie de keten breekt. Ook dat is voor mij een reden om te gaan: simpele loyaliteit en dankbaarheid voor zoveel trouw.

Dankzij mijn ouders heb ik tweeduizend jaar traditie in mijn rugzak

Ik zie nogal wat christenen afhaken van de kerk om redenen die ik heel goed begrijp. Afgezien van de missionair bevlogen mensen die ik hierboven noemde, zie ik in christelijk Nederland vaak twee groepen:

1. mensen die gewoon stoppen van verveling en irrelevantie en tegelijk een modernere, evangelische vorm van geloof niet ‘trekken’: ze vallen tussen wal en schip, en modderen wat door in postkerkelijke kringen;

2. mensen die vanuit een refo-kerk naar een evangelische kerk trekken en daar eerst helemaal idolaat van zijn (eindelijk genade!). Vervolgens lopen ze aan tegen de leiderschapscultuur daar, en haken dan ook weer af.

Beide groepen blijven wel zo’n beetje geloven, maar in de kerk zie je ze niet meer. Ik snap dat allemaal wel, maar mijn probleem is: hoe groeien hun kinderen op? Ik vind naar de kerk gaan vanwege je kinderen namelijk best een goed argument. Niet het enige argument, maar wel goed.
Ik wil mijn kinderen de kansen geven die ik zelf had. Kerkgang is in die zin voor mij vergelijkbaar met sport of muziekles: of ze het nou leuk vinden of niet, later leer je dat allemaal niet zo gemakkelijk meer. Anders gezegd: het is gemakkelijker om af te haken dan om aan te haken. Dankzij mijn ouders ben ik opgegroeid met tweeduizend jaar traditie in mijn rugzak, en dat gun ik mijn kinderen ook.

En om al die redenen zal ik – bij leven en gezondheid, en zo de Heer wil – aanstaande zondag weer aanschuiven.

Foto: Joshua Daniel O. via Visual hunt / CC BY-SA

Geschreven door

Stefan Paas

--:--