Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Niet iedereen die op weg gaat naar Santiago komt er ook aan…

Deel:

Terwijl Rudolf zijn laatste kilometers aflegt, heeft hij een ontmoeting die veel emotie bij hem losmaakt. Hij kan er niet over uit:  zo veel ruw verstoorde dromen, zo veel pelgrims die hun Camino niet uitlopen tot het einde… 

Locatie: Santiago de Compostella

afbeelding

Mank kwam hij binnen in het café, strompelend met een stok. Ierse pet op, een kleine rugzak, in de veertig. Hij zag eruit als een pelgrim die een vrije dag had. Maar wat was er met dat been?

Ik had net mijn lunch besteld. Het lopen ging lekker, ik moest nog zeventig kilometer en zag mezelf over twee dagen al aankomen in Santiago de Compostella. Ik zou het gaan halen! ‘Hola’, groette ik, en hij keek me met een vertrokken gezicht aan. Zachtjes en langzaam zei hij: ‘I am so terribly sad.’ In gebroken Engels kwam vervolgens het hele verhaal met horten en stoten eruit.

Ik was al voorzichtig…

‘Op 14 april zou ik aankomen in Santiago. Precies 25 jaar nadat ik in Thailand een ernstig ongeluk heb gehad. Mijn hele heup zit vol met metaal. Ik wilde het doen voor niemand anders dan voor mezelf, om te zien dat ik er weer was, om dankbaar te zijn, om terug te kijken.
Je hebt de regen gezien hé, en de modder op de wegen.’ Ik knikte, het was de laatste week meer water dan pad. ‘En ik liep moeilijk met een wandelstok, dus ik was al voorzichtig. Ik loop acht uur over een stukje waar anderen vier uur over doen. Daarom zou ik ook alleen de laatste honderd kilometer naar Santiago doen.

Toen ik viel wist ik dat het over was. Ik kon nog overeind komen, maar lopen ging niet meer.

De taxi kwam om me naar het ziekenhuis te brengen. Hij zag me strompelen… En vroeg vijftig euro om me dat kleine stukje te brengen dat ik niet meer kon lopen. Wat kon ik anders doen dan betalen?’

Op een gegeven moment stond hij op en wankelde met stok naar het toilet. Bij het begin van zijn verhaal dacht ik nog: Is dit echt? Wanneer gaat hij me om geld vragen? Ik schaamde me nu voor die gedachte, maar ik had dat eerder meegemaakt. Ik vond het zo erg voor hem, voelde me zo machteloos. Wat kon ik doen?

Hand van een vriend

Op dat moment zag ik aan mijn rugzak een touwtje hangen met een geel plastic handje dat ik vier weken eerder gekregen had van een vrouw die ik nauwelijks kende. Zo’n cadeautje waarvan ik me nog herinnerde dat ik dacht: Kan ik dit ook weigeren? Toch had ik het een maand met me meegedragen.

Terug van het toilet gaf ik hem het kleine souvenirtje. ‘Ik wil je graag dit geven. Het is niet iets waardevols, maar ik wil er iets waardevols mee zeggen. Ik heb het een maand meegedragen en wil je dit geven als een hand van een vriend. Om iets van meeleven te brengen in je verdriet. Ik heb je gehoord en ik blijf aan je denken.’

Ik zag hem slikken en toen ik opstond zei hij: ‘Alsjeblieft, blijf nog even, wil je een biertje met me drinken?’ We dronken ons bier en praatten over de landen waar we vandaan kwamen en wat er allemaal in onze levens gebeurde. Toen mijn bier op was, nam ik afscheid.

Bot afgekapte droom

Lopend door de laatste straten van de stad bleef zijn verhaal maar door mijn hoofd spelen. Gelukkig liep het pad daar het bos in, waar ik niemand uit hoefde te leggen waarom de tranen over mijn gezicht stroomden. Tranen voor hem, voor zijn droom die zo bot afgekapt was. Tranen voor de gebroken verhalen die ik onderweg gezien en gehoord had. Zoveel mensen die begonnen waren, maar nooit het einde hadden gehaald. Niet iedereen die op weg gaat naar Santiago komt er ook aan.

Mijn verdriet voelde groter. Voor mij was het ook het verdriet over zoveel gebroken verhalen die mensen met me gedeeld hadden onderweg. Het verdriet over de gebroken verhalen in de levens van vrienden en familie. En natuurlijk raakte dat alles aan het verdriet over mijn eigen gebroken verhalen.

Ik huilde tot de tranen op waren en wandelde toen langzaam door.

Zachtjes dacht ik aan de hoop die heb dat God ooit de tranen van onze gezichten zal wissen. Liefdevol, meehuilend, vol begrip. Net zolang, denk ik, tot er nog maar één gezicht zal zijn waar de tranen uit de ogen druppelen. Er is niemand die meer huilt dan hij.
Stil kwam ik die avond aan bij de herberg.

De aankomst

afbeelding

Dankbaar liep ik twee dagen later in het zonnetje door de straten van Santiago de Compostella. Ik droeg ze allemaal met me mee: de mooie mensen, de inspirerende maaltijden, de grappige gebeurtenissen, de gebroken verhalen en de gesprekken met God. Een beetje melancholiek omdat het afgelopen was, maar ik had ook zin om weer naar huis te gaan.

De weg liep omlaag, ik wandelde door de poort en stapte het grote plein voor de kathedraal op. Midden op het plein zette ik met een laatste zucht mijn backpack neer. Ah… Een grote lach. Ik was er!

afbeelding

Rudolf (34) vertelt in het normale leven verhalen: face-to-face, aan grote en kleine mensen. Voor Lazarus schrijft hij live over zijn pelgrimstocht door Spanje naar Santiago de Compostella.

Zijn vorige blogs lees je hier.

Geschreven door

Rudolf

--:--