Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Wat moet ik als christen met Israël?’

Deel:

Jean-Jacques bereidt zich voor op een reis naar Israël. Daar heeft hij nogal dubbele gevoelens bij. ‘Het gebruik van geloof om met geweld hectares land te claimen is bijgeloof.’

Binnenkort ga ik voor het eerst naar Israël. Daar zal ik onder meer een openluchtdienst houden bij de Jordaan, waar Jezus gedoopt is. Ik heb er een dubbel gevoel bij.

De denker en bijbelvertaler Martin Buber zag het al niet zitten dat zijn mede-joden in het Midden-Oosten een nieuwe natie wilden stichten met ‘een volkslied, kanonnen en medailles’. Zijn visie werd geïnspireerd door de profeten. De joden moesten er, samen met de Arabische moslims en christenen die er al vele eeuwen wonen, een gelijkwaardige gemeenschap vormen van vrede en gerechtigheid. Hij wilde geen eigen joodse staat, maar ‘de wereld repareren’.

Verbonden met de geloofstraditie

Al snel kreeg echter machtspolitiek de overhand. De staat Israël werd uitgeroepen en sinds kort is het Arabisch zelfs tot een tweederangs taal gedegradeerd. Protesterende Palestijnen die met stenen gooien worden door de Israëliërs met de meest geavanceerde wapens van Amerikaanse makelij afgestraft.

Wat moet ik als christen met Israël? Natuurlijk ben ik onopgeefbaar verbonden met de joodse geloofstraditie zonder welke het christendom niet eens had bestaan (misschien de islam ook niet). En voor mij staat buiten kijf dat joden ergens op de wereld een veilige plek  dienen te hebben – na zoveel eeuwen van vervolging, ook door de kerk, met als absoluut dieptepunt de Holocaust.

Maar een eigen staat had ook ergens anders kunnen liggen. Een tijd lang dachten de zionisten serieus aan het destijds dunbevolkte Oeganda in Afrika. In plaats daarvan hebben joden zich nu in het Midden-Oosten een thuis verworven in het huis van de Arabische bewoners. Gevluchte Palestijnen hebben slechts nog de sleutel van wat eens hun woning was.
Ik denk dat dit verklaart waarom juist Amerikanen zo op de hand zijn van Israël: ook zij bewonen een land waarvan ze de oorspronkelijke bewoners hebben verjaagd. De trieste indiaanse reservaten in de VS lijken op de geïsoleerde Gazastrook.

Niet de grond, maar God

Mijn dochter, die vredeswerk doet, bezocht eens het Palestijnse gebied. ‘Daar brak mijn hart’, zegt ze. Joodse kolonisten zwaaien vaak met de bijbel (Thora) waarin zou staan dat het land hen door God is beloofd. Vele westerse christenen zeggen hen dat na. Maar het gebruik van geloof om met geweld hectares land te claimen is bijgeloof. In echt geloof gaat het niet om grond, maar om God.
Abraham, ‘de vader van de gelovigen’, werd door God opgedragen om zijn eigen huis te verlaten en naar het beloofde land te trekken (Genesis 12).
In de grondtekst staat echter een wonderlijke draai. Het land ‘dat God jou zal laten zien’ verandert in een ervaring ‘waarin de Heer zichzelf laat zien’.

In het geloof gaat het niet om bezit maar juist om een proces van onteigening, om ruimte te maken voor God zelf. Het beloofde land is niets minder dan ons eigen leven waarin God woning wil maken.

Binnenkort houd ik in Israël een kerkdienst bij de Jordaan, op de plek waar Jezus werd gedoopt. Ik heb er een dubbel gevoel bij. De ene oever behoort aan het Arabische Jordanië, de andere aan het joodse Israël. En ik besef opeens: precies daartussen in, in het stromende water hoor ik thuis.

Waar eens ook Jezus stond.

Foto via Lis Ferla op Flickr

Geschreven door

Jean-Jacques Suurmond

--:--